Toch niet door het putje

Angst voelen, op de bodem liggen en toch niet door het putje gaan. Hoe bijzonder om te ervaren hoe je jezelf bijeen kan rapen in slechts een aantal ogenblikken. Een kwestie van mindset?

Ik vertelde er deze week over tijdens een training.
Het is inmiddels bijna een jaar geleden dat ik op reis was in India. We gingen raften over de Ganges. Stoer, sportief en gelukkig, zo voelde ik me. Comfortabel in een wetsuit, de peddel stevig vast om de golven en de stroomversnellingen te verslaan. Een welkome afwisseling van de immense indrukken in een immens land dat door de inwoners en reizigers liefdevol ‘Incredible India’ wordt genoemd.

Onderweg stoppen we bij een soort van ‘strandje’. Een prachtige omgeving. Tintelend fris blauwgroen water. De rotsen om ons heen immens hoog (denk ik).
Hoe dan ook, het is adembenemend en magisch.
Locals hebben aan de oever plekken gecreëerd waar ze kleine maaltijden bereiden. Het eten ruikt heerlijk en het ziet er verrukkelijk uit. We hebben hard gewerkt, vind ik, dus ik neem 2 porties. De anderen uit de boot zijn niet gestopt om te eten. Ze lopen naar de hoogste rots. Daar kunnen we van afspringen…
‘So much fun’ zegt de gids.
Ik staar omhoog.
Hoe hoog is het eigenlijk? Ik zie weinig hoogte of diepte (dat is een beetje een handicap zo nu en dan…).
“Serious? Is this fun?”
Ik weet het niet.
En ik bedenk me dat ik wel filmpjes ga maken. Hoe leuk is dat?!

Het springen is leuk. Aan het gegil en gejoel te horen.
‘Je moet dit echt meemaken. Doodzonde als je het nu niet doet. Ga gewoon mam’, zegt ze.
En dus loop ik, nou ja klauter ik, de rots op. Geen idee hoe verder eigenlijk. Als ik boven sta kan ik altijd nog zien of ik spring. Toch?!
Onderweg ben ik een paar keer uitgegleden, ik heb me bezeerd, voel me geschaafd en toch stap ik door. Als ik dan eindelijk boven op de rots sta en naar beneden kijk word ik duizelig. Het is één groot gat. Ik heb geen idee of het 10 meter is of 100. Ik voel de neiging om plat op de rots te gaan liggen en dan heel voorzichtig over de rand te gluren. Maar als ik hurk voel ik ook meteen dat het alleen maar erger wordt. De gids staat achter me en zegt nogmaals ‘it’s so much fun’.
Kan hij ophouden? Gewoon zijn kop houden? Het is helemaal geen fun. Ik voel de tranen prikken. Lig op de bodem. Nog nooit heb ik zoveel verlammende angst gevoeld. En ik weet ook niet of ik nou beter vooruit kan stappen of achteruit moet gaan. Want stel dat ik naar beneden loop. Hoe doe ik dat dan? Het was al klauteren om hier te komen. Hoe ga ik dan naar beneden? Op mijn billen? Schuifelend? Verschillende scenario’s flitsen door mijn hoofd. Tjonge hier sta ik dan. Het avontuur lonkt én mijn angst is groot.
This is fun. Once in a lifetime.
Ik ga eraan. Ik ga door het putje.
Of toch niet?

Stel nou dat ik spring, bedenk ik me. Wat is dan het allerergste dat er kan gebeuren? Ik heb een wetsuit aan (ik noem het mijn reddingsvest).
Stel nou dat de klap hard aan komt. Dan heb ik dat pak aan. Zal niet geheel geschaafd uit de strijd tevoorschijn komen.
Stel nou dat ik verkeerd op het water terecht kom. Wat dan? Kan ik te pletter vallen?
Ik schat in van niet. De anderen hebben het ook allemaal overleefd. Bovendien zag het er in de rivier veilig uit. Geen uitstekende rotsen ofzo…
Het zal wel loslopen. Of toch niet?
Al deze gedachten razen door mijn hoofd en dan opeens herinner ik me ik voel wel angst, maar ik ben niet bang. Een zin die ik de afgelopen jaren regelmatig tegen mezelf heb gezegd. Een mantra. Richtinggever in woelige tijden.

Ik spring.
In het diepe.
En kom boven.

De deelnemer uit de groep vroeg me waarom ik sprong. “Het vertrouwen was groter’, zeg ik. ‘En het verlangen naar avontuur ook.’
“En hoe was het?” ‘Het duurde lang’ zeg ik.
Serieus dat was de gedachte die ik had toen ik sprong en wachtte totdat ik het water zou raken. Het zijn seconden geweest en toch duurde het lang. Omdat ik niet zag.
‘Maar ik had wel vertrouwen dat het water diep genoeg was’. (In het diepe springen is immers beter dan in ondiep water.) ‘De hang naar avontuur was uiteindelijk groter dan de angst’.

Of ik weer zal springen? Vast wel. Van een rots in een rivier die ik niet zie? Geen idee. Het zal van vertrouwen in mezelf en van mijn verlangen afhangen. Want dat weet ik wel. Als ik goed af kan stemmen op mezelf en mijn omgeving, dan zal mijn verlangen naar avontuur altijd groter zijn dan mijn angst. Dan ben ik niet bang.