Opgelucht haal ik adem dat hij de telefoon opneemt.

“Hallo?!”
Zijn stem klinkt slaperig. Opgelucht haal ik adem dat hij de telefoon opneemt.
‘Met Bernadet’, zeg ik, ‘ik bel je zomaar even, om te horen hoe het met je is. Ik weet het, het is nog vroeg, maar ik dacht ik heb nu tijd’.
Het is 08.30 uur en hij weet niet dat ik slecht heb geslapen omdat ik over hem zat te piekeren. Vanochtend stond ik met buikpijn op. Ik had gezocht naar zijn what’s-app en zag dat hij er geen profielfoto meer op had staan. Het was al een jaar geleden dat wij contact hadden via what’s-app. En ineens door een samenloop van gebeurtenissen in de afgelopen weken borrelde mijn ongerustheid over hem weer op.Hij klinkt verrast en zegt heel blij te zijn dat ik hem bel. Hij wilde mij ook graag spreken, maar durfde niet meer zo goed omdat het al een tijdje geleden was dat hij iets van zich had laten horen.’Hij’ is een jongere die 3 jaar geleden deelnam aan het jongerenprogramma ‘On Track’. 18 jr oud. Iedere week kwam hij, weggedoken in een grote hoodie, met een bleek gezicht en gebogen schouders, bij ons binnenwandelen. Ik vergeet nooit de grote donkere droeve ogen. Eenzaam. Wanhopig. Geen idee welke kant hij op moest en wat hem zin kon geven in leven.
Het ging al niet echt lekker voor de pandemie, maar het gemis aan structuur en sociale contacten op school heeft hem in donkere diepten gestort.
Wij spraken af dat hij dit kenbaar zou maken bij de huisarts zodat er specifieke begeleiding ingezet kon worden. In de tussentijd zou ik er voor hem zijn. Iedere week live, 1-op-1 . En telefonisch of via what’s-app. Zo nodig dagelijks.

Ik ben coach, geen therapeut of psycholoog. Ik zag de grens voor mij in onderzoeks- en begeleidingsmogelijkheden. En ik werd onbegrensd in beschikbaarheid om hem niet weg te laten glippen. Als dat al kan.

Afgelopen jaar is hij psychologisch onderzocht en is de diagnose autisme gesteld. In welke vorm is voor hem niet duidelijk. Hoe hij er mee om moet gaan ook niet, maar volgende week komt er een ambulant begeleider om hier met hem over in gesprek te gaan. Het is eindelijk zover dat er duidelijkheid komt.
Ik geef aan dat hij weer met mij in gesprek kan gaan, als hij zover is, om over zijn studieloopbaan te sparren. Dat vindt hij fijn omdat hij twee keer een studie is gestart en ook weer is gestopt omdat de vorm niet paste.

Ik weet dat er mensen zijn die vinden dat ik los moet laten. Maar ik kan het in deze situaties niet en ik wil het niet. ‘Wat je ziet, daar ben je verantwoordelijk voor’ heb ik eens geleerd. En zo is het. Al is het voor deze ene jongere die daardoor weer lichtpunten ziet.

Droom in het bos

Een eigen stukje bos om te lummelen, te werken, te ontwikkelen, inspiratie op te doen en om nieuwe wegen te ontdekken!

Wat is het een zoektocht geweest. Werkelijk alle websites, marktplaatsen en zoekwoorden zijn gebruikt om een buitenplek te vinden in/om Zwolle. Ik heb er over verteld en gevraagd aan mensen om mee te kijken. Totdat tijdens een opleidingsweekend (Faith in Nature II) de vraag werd gesteld ‘wat moet er echt nog gebeuren mocht je niet zoveel tijd meer hebben hier’. Ik wist meteen waar het mij nu in essentie om gaat: ik wil vanaf dit voorjaar een kampementje kunnen opzetten in een eigen stukje bos. Om mensen mee te kunnen nemen. Individuen of teams die ontwikkelvragen hebben, bij wie het schuurt of vastzit, waar nieuwe inspiratie wenselijk is of nieuwe wegen gevonden moeten worden. Dagsessies, 24-uurs, 48-uurs, whatever.
Na dat weekend belde ik met een organisatie dat bemiddelt in natuurgrond. ‘Komt er weleens wat te koop in de buurt’, vroeg ik. “Bijna nooit, maar toevallig net”, was het antwoord. Ik was even sprakeloos, mijn hart maakte een sprong. Een paar dagen later tekende ik het koopcontract en vandaag was de overdracht!

Het is een droom die realiteit is geworden. En een magisch wonder ook.
Na het sluiten van de locatie van Droom van Zwolle had ik een tijdboog gemaakt van 1000 dagen. 1000 dagen ’tussentijd’ om zicht te krijgen op het nieuwe, om bij te komen en om nieuwe inspiratie op te doen. Het duurde lang, tijd verstreek en het werd krap. Én ik bleef in vertrouwen en volharding; gefocust en nieuwsgierig naar wat zou kunnen gebeuren. De tijdboog van 1000 dagen liep af op 27 maart j.l. Slechts twee dagen daarvoor zette ik mijn handtekening. Op het nippertje, perfecte timing!
Ik blijf onder de indruk van de enorme creatiekracht die vrijkomt als je een intentie koppelt aan tijdruimte. En dankbaar ook dat ik dit ooit heb geleerd van Jan de Dreu en (wijlen) Michaël Derkse tijdens het volgen van de Pulsaracademie (2008-2011). Er is al zoveel gebeurd sindsdien en daarom ik werk er ook vrijwel dagelijks mee als ik individuen of teams begeleid.

Heb jij er zin in om ‘off grid’ te gaan? Dus zonder het gebruikelijke comfort van een werk-/vergaderruimte? Kom dan eens in mijn bosje vlakbij Zwolle 🙌🏽
Ik beloof je dat je nieuwe ervaringen opdoet, nieuwe inzichten krijgt en nieuwe inspiratie. Maar bovenal dat je in contact komt met je eigen natuur, in de natuur!

 

Of de plek vrij is

Hij heeft driekwart jaar geleden de switch gemaakt van het bankwezen naar een overheidsorganisatie. ‘Qua cultuur een soort van hetzelfde, dus een goede match’, zegt hij.
Hij was na zijn studie bij de bank aan het werk gegaan en had daar jaar op jaar een groeiproces doorgemaakt. Het werk binnen de bank ging hem goed af; hij was populair, een loyale collega en uiteindelijk een geliefde people-manager met veel inhoudelijke kennis. Die kennis gaat over data, maar dat doet er eigenlijk niet toe. Het was wel handig dat hij wat van de inhoud wist, maar als manager lag zijn ‘scope’ ergens anders. Hij is 41 jaar, super in van alles. Enthousiasme, gedrevenheid, sociabiliteit, intelligentie. Hij heeft het allemaal en ook nog ’the looks’ van ’the nice guy’.
En toch, het lukt in de nieuwe werkomgeving niet wat hem bij zijn vorige werkgever zo goed afging. Ik krijg een bericht of ik hem alsjeblieft wil helpen met het bouwen van een nieuw team. Ik spreek hem een uur. Hij vraagt wat hij moet doen.
Ik vraag hem of de plek vrij is.
… ‘Huh, wat bedoel je?’
“Precies zoals ik het zeg. Is de plek vrij? De plek van leidinggevende?”
Hij wist zeker dat dit het geval is. Oké de vorige leidinggevende was nu zijn leidinggevende en die werd ook nog steeds benaderd met vragen. Maar kom op, zo’n leuk mens, geweldige sociale integere en bekwame vakvrouw…

Het is nu 3 maanden later en hij zegt ineens dat hij denkt te begrijpen wat ik bedoelde met de vraag of de plek vrij is. Hij heeft door de teamcoaching en de coaching van hemzelf zicht gekregen op de patronen/dynamieken die er zijn. In het team en bij hemzelf. Hij is het hartgrondig met me eens dat dit een onderwerp is dat aandacht vraagt. Maar hoe dan?

Ik geef hem daar antwoord op door terug te geven wat ik had gehoord toen hij met een collega haar vertrek bij dit team besprak. Ze wilde met stille trom, gewoon klaar, geen afsluiting of iets dergelijks. Hij volgde dat, gaf nog aan dat niet zo gezellig te vinden, maar ja. “Kijk, dat is nou precies wat er aan ten grondslag kan liggen als een plek niet vrij is”, zei ik. “Iemand vertrekt ogenschijnlijk, maar het risico bestaat dat iemand niet écht vertrekt als er niet bewust een punt is gezet. Mijn advies is om dat wel te doen, ook als dat van de ander niet persé hoeft. Het gaat erom dat je los komt van elkaar, waardering uitspreekt, dankbaarheid. En dat je (daarmee) kenbaar maakt dat er niets meer verschuldigd is over en weer. Kortom, bewust de samenwerkingsovereenkomst afhechten en déze samenwerking ritueel vrij maken. Dat is voor jezelf en het team waardevol, en zeker ook voor de vertrekkende collega. Het schept duidelijkheid en het maakt de weg vrij voor nieuwe wegen. Mogelijk ontstaat er een nieuwe samenwerking, maar dat hoeft niet.”

Dynamieken in teams: ordening, hiërarchie en ranking

Het is opvallend hoe vaak er ‘plekgedoe’ in teams is. Plekgedoe is een bron voor irritatie en conflicten.
Afgelopen jaren heb ik diverse teams begeleid waarbij het niet lekker liep in de samenwerking. Korte trajecten van een aantal sessies en langere trajecten van een jaar. Plekgedoe is een rode draad in samenwerkingsissues. Nu is het mogelijk om de irritaties of conflicten op inhoud op te lossen en mensen vaardigheden aan te leren om goede gesprekken te voeren. En dan? Is het dan eens en voor altijd klaar?
Helaas niet en om te begrijpen waar het allemaal vandaan komt is het goed om wat dieper te graven en breder te kijken. Wat speelt er systemisch? Wat zijn de diverse dynamieken in het team en de organisatie?

Een organisatie is een levend systeem
Een organisatie gedijt erbij als er voor elke medewerker, voor elke functie, voor iedere afdeling en voor iedere business-unit een duidelijke plek is in het geheel. Vanuit de systemische benadering is elke functie evenveel waard en even nodig in het systeem als geheel.
De organisatie zorgt voor een helder kader, een ordening. Dus hoe verschillende functies of subsystemen van een organisatie naast elkaar kunnen staan en elkaar aan kunnen vullen. Om zo een groter systeem, de organisatie als geheel, te kunnen vormen.
Ordening geeft rust. En ruimte. Iedereen weet wat zijn/haar positie is!

Ordening wordt nogal eens verward met hiërarchie. Bij hiërarchie staat de ene laag boven de andere laag, de ene laag geeft leiding aan de andere laag.

Vanuit systemisch perspectief is iedere functie evenveel waard en even nodig in het systeem als geheel.

Een voorbeeld: Een verpleegkundige en een arts werken samen aan het herstel van een patiënt. Beide professionals hebben een ander takenpakket en beide professionals dragen een andere verantwoordelijkheid en bevoegdheid. Als het om het beleid ten aanzien van de patiëntenzorg gaat is de arts eindverantwoordelijk. De arts is echter niet degene die leiding geeft aan de verpleegkundige. De verpleegkundige valt hiërarchisch onder een team- of afdelingsmanager. De arts heeft verantwoording af te leggen in een andere hiërarchische lijn (maatschap, bestuur, manager van specialisten). In de praktijk leidt dit nogal eens tot verwarring en dat brengt een andere dynamiek teweeg. Het is een subjectievere dynamiek die wij grotendeels zelf als individu invullen. Deze dynamiek heet ranking.

Ranking gaat over ‘pikordes en framing’.
De ‘bubbel’ waarin je je bevindt bepaalt wat leidend is, bijvoorbeeld: afkomst, gender, leeftijd, authenticiteit, gezondheid, economische positie, opleiding. Afhankelijk van context nemen wij een plek in (of aan) en plakken daar een mate van belangrijkheid aan. (Dit leidt tot de verwarring zoals geschetst in bovenstaand voorbeeld. Ranking wordt in dit voorbeeld, vaak door beide professionals, verward met hiërarchie. Maar het zijn 2 verschillende dynamieken!).
Ranking is context-afhankelijk, het fluctueert, is tijdelijk. Iemand met een hoog opleidingsniveau kan op het ene moment in een groep hoog in ranking zijn en op een ander moment lager in ranking uitkomen. Dat hangt af van waar het op dat moment over gaat. Mensen kunnen tegen de ander ‘opkijken’, of juist ‘neerkijken’.

Ordening, hiërarchie en ranking; het zijn dynamieken die maar beter goed van elkaar gescheiden worden
Op het moment dat het systeem als geheel én de subsystemen zich van de verschillende dynamieken bewust zijn ontstaat ruimte om elkaar maximaal te ondersteunen. Dit is de weg naar het het ontwikkelen van meesterschap van de afzonderlijke professionals en naar het benutten van elkaars meesterschap.

Het zal duidelijk zijn dat het bestuur en het management een belangrijke taak heeft in het verhelderen van plekken en posities. Dit voorkomt plekgedoe en het voorkomt dat medewerkers zich kleiner of groter maken ten opzichte van de ander.

 

Vrij of aangelijnd?

Als ik aan mijn jeugd denk dan denk ik aan veel en in het bijzonder aan ‘avontuur’.
Een periode met steeds meer ruimte om vrij te bewegen, grenzen te verkennen, dingen te doen en te ontdekken die op dat moment een goed idee leken.
Wij hadden bijvoorbeeld een discotheek die tussen de middag open was. Het was er altijd druk, beregezellig, goede muziek. Wat hebben we gedanst! En eerlijkheidshalve wat hebben we ook een uren verlet laten gaan die we eigenlijk op school hadden moeten doorbrengen. Er was geen controle op aanwezigheid en er was geen digitaal leerlingvolgsysteem dat inzichtelijk was voor ouders/opvoeders. Wel werd er appèl gedaan op eigen verantwoordelijkheid. Je was verantwoordelijk voor je eigen resultaten én voor het constructief meewerken in groepsprocessen.

Het heeft goed uitgepakt. De vrijheid (het vrij voelen), is 1 van de belangrijkste waarden die ik met me meedraag.
En dat is precies waar ik in de huidige jonge generaties het tekort zie/voel. Vaak is dit tekort een gevolg van aanvankelijk goede intenties. Zo is het leerlingvolgsysteem vast niet bedoeld om ouders aan te zetten om hun kinderen te pas en te onpas aan te spreken op schoolresultaten. En de zoekfuncties/trackers die door ouders worden geactiveerd op de mobieltjes zijn er ook vast niet voor bedoeld om altijd alles van een kind te willen weten.

En toch gebeurt het. Veel jongeren zitten digitaal aan de lijn. Ze kunnen geen kant op door de keuzes die volwassenen maken. Daar hebben ze last van. ‘Mijn ouders denken dat ik het niet kan’, ‘Mijn ouders vertrouwen me niet’, ‘Ik zie er tegenop om naar huis te gaan omdat ik dan weer een preek van mijn vader of moeder krijg over de cijfers van mijn toetsen’.
Ik verzin het niet hè, dit hoor ik vaak van jongeren die ik begeleid.
‘Ja’, zul je misschien denken, ‘maar ze zitten zelf ook veel online’. Dat klopt én dat is een ander onderwerp.

Waar het om gaat is dat ik ouders bijvoorbeeld hoor zeggen ‘Even kijken waar Joris is, oooh hij is bij de appie. En Emma is nu in Groningen op weg naar de uni.’ Waarom willen mensen dat weten? Dit gaat niet over zorgzaamheid of om te checken of iemand veilig aangekomen is rond middernacht. Dit gaat over alles willen weten.
Waarom?

Ik probeer het wel eens bespreekbaar te maken. Soms via een omweggetje door te vragen of ze zich nog herinneren hoe wij dat vroeger hadden. Soms door effecten bij jongeren te bespreken die ik in mijn praktijk hoor. Soms ook door directer te communiceren en aan te geven ‘dat het kind geen kant op kan’. Het is een onderwerp dat liefst niet verder besproken wordt door ouders/opvoeders. En toch doe ik dat omdat het niet klopt. Een kind heeft ook recht op eigen ruimte, om dingen te ontdekken zonder toeziend oog van de ouders. Een kind moet ook fouten kunnen maken zonder dat er meteen reactie via het mobieltje op komt.
Trackers kunnen aan- en uitgezet worden. Bewust ingezet worden als het echt spannend is om in de nacht naar huis te fietsen. De leerlingvolgsystemen kunnen ook op die manier ingezet worden. Je hoeft als ouder niet in te loggen om de laatste schoolcijfers te bekijken. En als je dat wel hebt gedaan geef dan in ieder geval je kind de tijd en de ruimte om zelf te vertellen hoe het op school gaat. Soms duurt dat een dag, soms een week, heel soms duurt het nog langer. Maar het komt als jij vertrouwen hebt.

Houd het luchtig als het niet dieper kan

Misschien herken je het wel. Je wilt iets uitspreken, doorspreken, tot de kern komen.
Je onderneemt pogingen, misschien zelfs met iemand erbij. En het komt niet. Iedere poging om het echte, het moedige, gesprek aan te gaan wordt uit de weg gegaan of gesaboteerd. Dat kan hevige emoties oproepen; onmacht, woede, verdriet. Het is dan goed om jezelf af te vragen ‘is dit omdat de ander het niet kan of het niet wil?’ En je dan te realiseren dat het er eigenlijk ook niet toe doet of het een kwestie is van niet kunnen of niet willen. Ook bij niet willen is er immers sprake van niet kunnen. Het kan zijn dat het te pijnlijk is om terug te gaan naar die ene situatie, die ene gebeurtenis. Of de reeks aan gebeurtenissen en situaties. Het kan ook zijn dat je niet (meer) goed ‘levelt’ met de ander, vanwege andere waarden, andere bedoelingen of andere belangen.

Hoe blijf je op een respectvolle manier in contact zonder in de valkuil te stappen dat er nieuw gedoe ontstaat?
Hoe behoud je daarbij de waardigheid, naar de ander en naar jezelf?
Stel eens het luchtige gesprek voor! Het is fijn om van te voren helderheid te hebben om wat voor soort gesprek het gaat. Zo voorkom je voor jezelf teleurstellingen en voorkom je in de relatie met de ander (nieuw) ongemak. Wie weet volgt van daaruit een nieuwe verbinding en de mogelijkheid om ergens, ooit, een tandje dieper met elkaar in gesprek te gaan. Misschien ook niet en is de nieuwe luchtige manier van contact hebben precies genoeg en goed genoeg. Het luchtige gesprek hoeft niet live te zijn, een telefoontje is soms het best haalbare in de gegeven situatie. Contact maken is hoe dan ook het meest liefdevolle dat je kunt doen. Naar de ander toe en voor jezelf.

Aan alle volwassenen zou ik willen vragen ‘zie je het?’

Het is de derde jongere die ik vandaag spreek. Alle 3 hadden ze hetzelfde ‘issue’.
“Druk.”

Niet druk in de zin van veel werken of veel studeren.

“Druk. Gewoon druk.”
Lange stiltes, zoeken naar woorden op mijn vragen.
Gebogen schouders, een stem die kraakt, wanhopige ogen en zenuwachtige benen die op en neer wippen. Tranen die uiteindelijk niet tegen te houden zijn en over de wangen rollen.

“Het is de druk van mijn omgeving.”
Met de omgeving worden in dit geval de ouders/opvoeders bedoeld, de volwassenen.
Volwassenen die er niets meer over willen horen dat het niet lekker gaat. Volwassenen die streng optreden na maandenlang ‘lanterfanteren’ van de jongeren. Volwassenen die zuchten. Oorverdovend stil zijn. Of uit onmacht schreeuwen.

Ik begrijp de onmacht als volwassene wel
Het is vreselijk om je jongere steeds stiller te zien worden. Je jongere die zichzelf opsluit in de kamer. Je jongere die nergens enthousiast van wordt. Je jongere die een ‘win-baan’ wil (ik wist eerlijk gezegd niet wat het was). Je jongere die allemaal redenen heeft om ergens maar niet aan te beginnen.
Toch wil ik jou vragen om nog eens goed te kijken naar je jongere.
Weet je wat er speelt? Weet je waarom het gezicht steeds bleker lijkt te worden? Weet je waarom het allemaal geen zin heeft?

Ik hoor en zie angst en verdriet
Angst van de jongeren om kenbaar te maken dat het niet goed gaat. Om eerlijk te durven zijn en te zeggen dat het echt niet gaat. Dat deze opleiding het (ook) niet is. Dat ze de tijdelijke baan niet volhouden. Dat de druk om geld te verdienen te groot is. Dat de druk om nu eens door te zetten en niet te zeuren te groot is geworden. Dat niemand ze begrijpt. Dat niemand moeite doet om echt te luisteren. Dat ze kennelijk niet meetellen, ondergeschikt zijn, moeten luisteren. Dat ze ook wel weten dat de volwassenen hard moesten werken vroeger, maar dat dat niet wil zeggen dat de dingen waar zijzelf tegenaan lopen niet net zo belangrijk zijn.

Aan alle volwassenen  zou ik willen vragen zie je het?
Kun je of wil je zien hoe het écht is?
Wat is het allerergste dat je kunt horen? Dat je jongere hulp nodig heeft? Dat je jongere doodop is?
Of dat je jongere zich niet durft te uiten?

Ik zeg niet dat de oplossing simpel is. Maar ik weet wel door alle jongeren die ik spreek dat het vaak al een stuk beter gaat als ze vrijuit kunnen praten. Nee, daar hoeven ze niet voor naar een psycholoog. Soms wel, maar heel vaak niet. Niet alles hoeft een label te krijgen, niet overal is therapie voor nodig of (erger nog) hoeft medicatie voor te worden voorgeschreven.
De jongere van nu worstelt niet alleen met de groeisprong van jong naar volwassen. Het is de jongere die laat zien wat wij zelf ook ervaren. Alsmaar moeten, presteren, produceren en meegaan in de ratrace. De ratrace van ‘zo is het nou eenmaal’, ‘zo zit de wereld in elkaar’.
Daarnaast is het een heftige tijd met na-effecten van de coronapandemie en veel slecht nieuws dat de Sociale Media en nieuwskanalen domineert. Onbetrouwbare (politieke) leiders, schandalen, uitbuiting, uitsluiting, onzekerheden over het klimaat en de zorg om de aarde, oorlogen en toenemend geweld. Er is nogal wat aan de hand en alle rottigheid van afgelopen decennia (en daarvoor) komt naar boven.
Alles wil gekend worden. En dat vraagt veel. Van ons allemaal, dus ook van de jongeren.

Wat wil jij het allerliefste voor je jongere?
Hetzelfde pad dat jij hebt gelopen of een leven dat op geheel eigen wijze vorm gegeven mag worden? Als je antwoord het laatste is; hoe zou het zijn dat je je jongere dan ‘de tijd’ en ‘de ruimte’ geeft? Dat je luistert en uitwisselt i.p.v. praat en vertelt (of roept en schreeuwt). De antwoorden wat er nodig is komen vanzelf. Misschien niet een-twee-drie, maar ze komen. Echt vertrouw daarop. Vertrouw je jongere. Die vindt de weg die past. Hoe zou het zijn dat je meer meereist en af en toe een aanwijzing geeft. Dat je leert volgen in plaats van te leiden. Ik gun alle volwassenen om meer nieuwsgierig te zijn en te genieten van het onverwachte, de dromen van de jongeren, de gesprekken, de innerlijke wijsheid die in ze schuilt en vooral het plezier maken met elkaar.

Wanneer is bestemming in werk bereikt?

Het is mijn favoriete vraag. Omdat hij stof tot nadenken brengt. Voor mijzelf en voor de organisaties en teams die ik begeleid. Het is een vraag die leidt tot een heleboel andere vragen. Om antwoord te vinden en terug te keren naar die ene: wanneer is bestemming in werk bereikt?

Soms is het overduidelijk dat een team of een organisatie zijn langste tijd heeft gehad. In de huidige vorm of per definitie. Dan is er iets nieuws voor in de plaats gekomen. Dat is vaak het duidelijkste bij producten, zoals de telefooncel of de videoband. Maar hoe denkbaar is het tegenwoordig dat je bij het bereiken van je 65e levensjaar je intrek neemt in een bejaardentehuis en je laat leiden door het programma van het bezigheidsteam? Slechts een paar voorbeelden van producten en dienstverlening met ‘bestemming bereikt’.
Met alle ontwikkelingen en veranderingen zijn we onderweg naar het nieuwe.
Als onderneming/organisatie/mens kun je vol goede moed (ofwel stug) doorgaan – omdat je er zelf in gelooft, omdat je niet weet hoe je de draai moet maken naar het nieuwe, omdat het jaren goed is gegaan – maar vroeg of laat leidt het tot de pijnlijke of spijtige constatering dat het er niet meer in zit. Tenminste niet in die vorm.

Op tijd schakelen of stoppen blijkt voor velen hartstikke moeilijk
Om te voorkomen dat je alsmaar doorgaat en uiteindelijk vastloopt is het dus een mooie vraag aan jezelf en aan je team/organisatie ‘wanneer is bestemming bereikt?’ Dat vraagt om heel eerlijk kijken. Doe ik nog het goede, doe ik de dingen waarom ik dit werk ben aangegaan? Doen wij nog het goede, doen wij de dingen waarom deze organisatie, dit team is opgezet? Past het nog? Als de antwoorden op deze vragen ‘ja’ zijn, dan is dat mooi! Dan is het stilstaan een waardevol moment geweest om opnieuw goed af te stemmen op elkaar. Hiep hiep hoera en fijn doorgaan!

Als het antwoord ‘nee’ is, of ‘niet helemaal’; wat is er dan nodig?

De bestemming gaat over de bedoeling van jou én van je organisatie of team 
Het is een subtiele afstemming tussen jou en de dingen die je doet. Klopt het? Doe je de dingen vanuit je kern? Of vanuit gewoonte of ego?
Het kan zijn dat jijzelf je bestemming hebt bereikt in een team, in een organisatie, in je rol of in je functie. Het mooie hieraan is dat je dus op het punt bent gekomen om je opnieuw te richten. Wat is er nu aan de beurt? Wat weet je nu en waar heb je zin in? Waar wil jij voor gaan? Het kan tegelijkertijd ook een pijnlijk moment zijn. Afscheid nemen, verlies ervaren, rouwen om hetgeen je de rug toedraait of om wat je bent kwijtgeraakt.

De bestemming van een organisatie of team is een vergezicht. Het reikt uit naar de toekomst (of naar de maan als jij dat wilt). Het gaat over iets dat er nog niet (helemaal) is. Dat iets is niet zo makkelijk te realiseren, maar het is wel mogelijk (..) Al klinkt het wellicht als een utopie.
Het is er dus nog niet, maar jullie zien het wel voor je. Het beeld van de bestemming tovert een lach op jullie gezicht en het drijft jullie om iedere dag aan de slag te gaan. Stap voor stap. Of hink-stap-sprong…
Jullie bestemming kan maar beter zo uitdagend mogelijk geformuleerd worden. Dat stretcht jullie, dat biedt perspectief (het is nog lang niet klaar hier) en maakt jullie wendbaar om te anticiperen op ontwikkelingen en veranderingen.

Terug naar de oorsprong
Het beeld dat teamleden of mensen uit eenzelfde organisatie hebben kan nogal uiteenlopen. Dat is om verschillende redenen jammer. Allereerst omdat dé bestemming dan niet bereikt kan worden. Het komt echt voor dat mensen met de beste bedoelingen aan een andere doelstelling (of bedoeling) werken. Het lijkt onvoorstelbaar maar het gebeurt. Best vaak zelfs. Dat is echt zonde van heel veel inspanningen.
Daarnaast is het gebrek aan een eenduidig beeld een bron van ergernis en conflicten op de werkvloer. ‘Waar ben jij mee bezig’ is hier een uiting van. Ik zie mensen leeglopen op het gedrag of de acties van de ander; dat maar niet strookt met het eigen gedrag of acties.
Heel vaak is het de beste stap om terug te gaan naar de oorsprong. (Ja dat kost tijd.)
Wat was de bedoeling? Wat wilden we teweeg brengen? Waar zijn wij dienstbaar aan en waarom is dat zo belangrijk? Kortom: waar staan wij voor en waar gaan wij voor?
En wanneer is bestemming bereikt?

Kracht van eenvoud

Eind 2015 schreef ik een artikel voor Coachlinkmagazine. Het thema van het eindejaar was ‘Kracht’ en daar heb ik lang mee geworsteld. Ik had allerlei associaties met ‘kracht’ zoals de veel gebruikte uitspaak “in je kracht staan”. Een open deur en dooddoener voor en door coaches, vind ik. Dus worstelde ik waar mijn artikel over zou kunnen gaan binnen dit thema.
Het antwoord kwam toen ik mijn oma bezocht op haar sterfbed. Ik herinnerde me weer het gesprek dat ik jaren daarvoor met haar had gehad. Er is veel veranderd sinds dat gesprek.

Uiteindelijk schreef ik een artikel dat gaat over de kracht van eenvoud. En ik vind het passend om hem (nogmaals) onder de aandacht te brengen nu de wereld er heel anders uit ziet dan wij konden of wilden zien, zo kort nog maar geleden. Wellicht kun je er inspiratie uithalen. Om richting te vinden als je geen idee hebt welke kant je op moet. Welke kant ‘het’ op moet.

Sinds ik het een beetje door heb zie ik het. Of anders gezegd: doordat ik het zie heb ik het een beetje door. *
Sinds ik ‘het’ wat meer door heb leef ik meer en meer ‘in het kleine’. Dat kleine is overigens best groots. Ik noem het zo omdat het vooral om ‘veel minder’ gaat. En dat is hartstikke prima. Toen ik op een woonark ging wonen heb ik die naar mijn oma vernoemd (woonarken en woonboten hebben nou eenmaal een naam). Van Douwe naar Albertje, hahaha. Dat is overigens ook mijn officiële naam en daar lach(t)en we om. ‘Stomme naam hè’ zei ze vaak tegen me. Inmiddels ben ik daar niet meer zo zeker van. Met zo’n inspiratiebron is de naam zo gek nog niet.
Eenvoud is ook zo gek nog niet. Zie ik nu. Het artikel schreef ik in 2015, het gesprek met mijn oma dateert van 2009. Toen zat ik nog in een andere flow.

Volledige tekst Coachlinkmagazine december 2015:

GROOTS IN EENVOUD

Bijna iedere dag verwonder ik me er wel een beetje over: het fenomeen gehechtheid. Vooral over de mate van gehechtheid. Gehechtheid aan zekerheden, materieel bezit, geld, een functie, een ‘positie’, een titel … We willen liefst meer, zeker niet minder. Zaken die kennelijk van jongs af aan al nastrevenswaardig zijn vanwege het idee (of de belofte?) van een goed leven, een gelukkig leven, een succesvol leven. Elementen waarmee we ten opzichte van elkaar kunnen meten hoe goed we het doen. Dat we van waarde zijn.

Nog nooit zag ik zo veel (jonge!) mensen verstrikt raken.
Verstrikt in een ‘alsmaar moeten’, een grote druk om ‘iets’ te bereiken of ‘iets’ in stand te houden. Het beste antwoord op verstrikt zijn, begint met onthechten. Onthechten van heel veel zaken en daarmee loskomen van heel veel gedoe en ‘moeten’. Waar het in de kern over gaat – wat ertoe doet – kunnen wij dan goed gaan zien. Terug dus naar de eenvoud. Mijn oma was daar groots in. Zij was een bijzondere krachtige vrouw en is voor mij een inspiratiebron.

‘Kind wat stel je toch een moeilijke vragen.’

Ik vroeg haar: ‘Wat zou je zijn geworden als je niet op de boerderij terecht was gekomen?’ Ze keek me lang aan en zei toen oprecht verbaasd: ‘Kind wat stel je toch een moeilijke vragen.’
Het was in 2009 (nu zo’n zes jaar geleden) dat ik haar deze vraag stelde. Ik zat bij haar in haar kleine aanleunwoning en we dronken koffie. De kopjes waaruit we dronken, kende ik nog uit mijn kindertijd. Net als de stoelen, de bimbamklok en de kabinetkast met grote deuren waarachter heel veel laden verborgen zaten. Mijn oma was toen 86 jaar en een klein jaar daarvoor was ze verhuisd van haar boerderij naar deze plek. Het ging niet meer op de boerderij nadat ze lelijk was gevallen op de deel. Er was daar te veel werk en hier was hulp aanwezig van het verzorgingstehuis mocht ze dat nodig hebben. Ze vond het fijn om hier te wonen omdat ze zo het dorp in kon wandelen voor wat kleine boodschappen. Al miste ze de paarden wel. Ze dronk iedere dag koffie in het aangrenzende verzorgingstehuis en ze deed graag mee aan de activiteiten die er georganiseerd werden.

Het duurde even voordat ze antwoord gaf op mijn vraag. We zaten een poosje stil voor ons uit te kijken en toen zei ze ineens: ‘Ik denk dat ik waarschijnlijk gezinnen zou hebben geholpen die het moeilijk hadden, bijvoorbeeld omdat de moeder ziek was.’
Ik vond het mooi; zowel haar inspanning om antwoord te vinden op mijn vraag als het antwoord dat ze gaf. Ik kon het me voorstellen, dat haar hart en energie zou uitgaan naar mensen in haar omgeving die een steuntje in de rug goed konden gebruiken.

Het maakte me nieuwsgierig, ik vroeg me af wie de vrouw achter mijn oma was.

Het ontroerde me ook een beetje dat een vraag, die voor mij zo vanzelfsprekend is, zo lastig voor haar was om te beantwoorden. Het maakte me nieuwsgierig, ik vroeg me af wie de vrouw achter mijn oma was. Achter de boerin zoals ik haar zo goed kende. En hoe deed ze dit? Met dit bedoel ik het leven aannemen zoals het is. Tevreden zijn dat het loopt zoals het gaat, gaat zoals het loopt.

Oma trouwde met een boer en dus werd zij daarmee automatisch boerin. ‘Het was gewoon zo, ik heb me nooit beziggehouden met wat ik wilde worden.’
Voor zover ik weet heeft mijn oma geen wensen gehad van verre reizen, een nieuwe bank of leuke schoenen … Ik heb haar daar weleens naar gevraagd. Omdat ik er zelf zo dol op ben. Maar zij had niet zulke wensen, zei ze. Ze snapte überhaupt niet dat ik op ‘die schoenen’ kon lopen.
‘Kind wat heb je mooie schoenen aan, maar dat je daar op kan lópen!’

Het Ot-en-Sien-huis

Het ‘Ot-en-Sien-huis’ waarin ze het grootste deel van haar leven heeft gewoond, kreeg gewoon een nieuw behangetje als het oude door vocht geel was geworden en omkrulde in de hoeken. Het Ot-en-Sien-huis was een oude pachtboerderij op het Drentse platteland met verzakte gevels en houten vloeren die onder je voeten bewogen. Op de deel was een soort van badkamer gemaakt; een douche met een gordijn, en dat was goed genoeg. Het meubilair was nog lang niet versleten, dus er was geen reden om het te vervangen. Oma was tevreden met het leven dat ze leidde, de omstandigheden waren goed genoeg. Sober, maar er was genoeg te eten en iedereen was gezond en dat was volop reden om tevreden te zijn.

Mijn oma werkte dus tot op hoge leeftijd elke dag

Een aantal jaren nadat mijn opa en oma gestopt waren met het melken van koeien is de boerderij door de pachter verkocht. Een echtpaar ‘uit het westen’ heeft de authentieke boerderij grondig gerenoveerd en van alle gemakken voorzien. De deel werd een woonkamer en dat maakte op een gekke manier wel indruk op mijn opa en oma. Vanwege de enorme inspanning en kosten die het met zich meebracht.

Zij zijn zelf toen verhuisd naar een boerderij een paar honderd meter verderop. Deze boerderij was weliswaar eenvoudig, maar geïsoleerd (dus geen vergeeld en omkrullend behang meer), voorzien van een badkamer met tegels aan de muur én hij beschikte over een grote deel en een paar stallen. Dat laatste was het belangrijkste, zo kon ‘het boeren’ met de paarden, konijnen en kippen in ieder geval voortgezet worden. Oma verzorgde de dieren, de stallen, deed het huishouden en het werk op het erf. Het enorme gazon heeft ze tot in lengte van dagen eigenhandig gemaaid.

Mijn oma werkte dus tot op hoge leeftijd elke dag. Met een vast dagritme. Om tien uur koffie met een plak koek erbij. Tussen de middag een warme maaltijd en om drie uur thee. ’s Avonds werd er brood gegeten. Dit ritme, dat voortkwam uit de tijd van koeien melken, heeft ze altijd kunnen aanhouden. Zelfs in het verpleeghuis waar ze de laatste maanden woonde.

De enorme kracht en veerkracht die voortkomen uit eenvoud.

Mijn oma is op 24 augustus 2015 op 92-jarige leeftijd overleden. De avond voor haar overlijden was ik lang bij haar. Ik zat bij haar op bed en hield haar hand vast. Ze was al niet meer aanspreekbaar en herhaalde alsmaar een voor mij onverstaanbare zin. Ik ben tegen haar gaan praten. Heb herinneringen opgehaald en heb verteld hoe trots ik op haar was. (Gelukkig had ik dat eerder ook al gedaan.) Ze werd rustig van mijn stem en mijn aanrakingen. Zoals ze daar lag, was ze precies de oma die ik mijn hele leven al kende. Een prachtige lieve vrouw, groots in haar eenvoud.
Ik realiseerde me die avond wat een enorme inspiratiebron Zíj voor mij is. Vanwege haar eenvoud. En de immense kracht en veerkracht die daaruit voortkomen. Om elke dag het leven aan te nemen zoals het is. Nu ik nog eens goed naar mijn oma keek zag ik pas hoe bijzonder het is dat zij dit gewoon doet. Of beter: dat zij dit is! Zo dichtbij …

Ik ga zelf graag op reis naar Azië om me te laten raken door de kracht van eenvoud die ik daar ervaar. Tevredenheid. Acceptatie. Dat het is zoals het is. Geïnspireerd ga ik dan weer naar huis en hoop dan altijd dat ik dit gevoel vast kan houden. Ik doe daar hard mijn best voor.
Nu weet ik dat ik alleen maar aan oma hoef te denken …

In mijn coachwerk ben ik over mijn oma gaan vertellen in plaats van over mijn ervaringen in Azië. Met het vertellen van haar verhaal hoop ik de mensen die ik begeleid te laten inzien wat de waarde van onthechten en eenvoud is. Hoeveel kracht en veerkracht van daaruit kan ontstaan. Het raakt, elke keer …

‘Kom je koffiedrinken?’

Mijn tante lukt het later op de avond om te ontrafelen wat ze alsmaar zegt op haar sterfbed.
‘Kom je koffiedrinken?’
Ongelofelijk. Deze ene zin; hoe vaak zal ze die gezegd hebben? Met deze ene zin geeft ze weer waar het haar om te doen was: zorgen voor de ander en samen zijn.

Ik zie voor me hoe ze tevreden met een kop koffie en een plak koek een opmerking maakt over het weer.
Steevast: ‘De zon laat zich niet meer zien vandaag’ of ‘Wat is het toch een prachtige dag!’

 

* Afgeleid van de legendarische uitspraak van Johan Cruijff: ‘Je ziet het pas als je het door heb.’ 

Uit de praktijk: Twee kanten van een situatie

Hij had er geen zin meer in zei hij. Na 12 jaar was de koek op. Hij had een mooi bedrijf opgebouwd met een compagnon, maar de dagelijkse uitdagingen waren hem teveel geworden. Zijn partner thuis was er ook helemaal klaar mee. Ze zag graag dat hij meer tijd zou vrijmaken voor haar en dat hij wat vaker naast haar op de bank zou zitten ’s avonds. Ze vond dat hij maar beter kon stoppen met het bedrijf en dat hij in plaats daarvan wat klussen zou kunnen doen. Als interimmer bijvoorbeeld.
Hij begreep niet dat zijn compagnon het allemaal zo pijnlijk vond. Hij had toch al een tijdje geleden  aangekondigd dat hij wilde stoppen?! Waarom reageerde ze zo emotioneel? Alsof haar wereld instortte. En alsof het voor hem allemaal zo makkelijk was. Ze kon het toch zien als een kans voor de toekomst? Gewoon allebei opnieuw beginnen. En de medewerkers zouden heus wel weer nieuw werk vinden. Hij raakte somber van de hele situatie, van het gedoe. En dat was ‘haar’ schuld. Ik vroeg me af of hij zelf helder had over wie hij het had. Over zijn zakelijke compagnon of over zijn vrouw? Ik polste het en de heftige reactie maakte duidelijk dat we nu nog niet over zijn privé-situatie konden praten. “Ja, het klopt dat mijn vrouw mijn ambities nooit echt heeft begrepen. Zij werkt parttime en houdt er veel hobby’s op na. Maar ik kan echt zelf beslissingen nemen, dat doet mijn vrouw echt niet voor me.”

We spraken af dat ik zijn compagnon ook individueel zou spreken. En dat ik op basis van de individuele gesprekken een voorstel zou doen voor een begeleidingstraject. Dus sprak ik zijn compagnon een paar dagen later.
Ze was gebroken zei ze. Ze had zo onnoemelijk hard gewerkt aan het bedrijf en ineens lag het allemaal in duigen. Althans zo voelde het. En ze had het niet aan zien komen. Ik vroeg haar wat ze nodig had. Ze keek me lang aan en zei “Alleen al deze vraag. Als hij die nou eens aan mij gesteld had…. Maar hij komt alleen maar met praktische oplossingen (tussen haakjes met vingers in de lucht) en ik hoor hem de hele dag tegen klanten vertellen hoe erg het voor hem allemaal is. Maar als ik dan tegen iemand vertel over de situatie dan schiet hij uit zijn slof. De medewerkers lopen inmiddels op eieren. Ik ben er zo verdrietig van en zakelijk zie ik gewoon geen oplossing. Hij is alleen maar bezig met alles zo snel mogelijk splitsen. Maar ik voel een veel groter verlies. Het bedrijf ligt aan diggelen als hij eruit stapt en die schade kan ik helemaal niet overzien. Hij lijkt er helemaal geen beeld bij te hebben wat de daadwerkelijke impact is op mijn leven. Hij is alleen maar bezig met zijn eigen proces. Hij heeft het ook steeds over zijn vrouw, dat zij er last van heeft dat het allemaal langer duurt dan dat ze gehoopt had. Dat zij vindt dat het zo snel mogelijk en zo zakelijk mogelijk moet worden afgerond.” ‘Wat heb je nodig?’ vraag ik haar nog een keer. “Ik zou willen dat hij míj hoort en dat hij zich in míjn situatie en in die van onze medewerkers verdiept. En dat begint met luisteren in plaats van praten.”

Het zijn twee verhalen van een situatie. Twee kanten van het verhaal, als wegen scheiden. Voor de een lijkt de scheiding de beste oplossing om uit het getouwtrek los te komen. Voor de ander is het een ineenstorting van een droom, een verlies van toekomstperspectief en van vertrouwen. Het is het begin van een beleidingstraject van twee ondernemers. Ze hechten er allebei waarde aan dat het allemaal zorgvuldig uitgezocht en uitgesproken wordt omdat ze zoveel mooie jaren hebben gehad samen. Ze zien allebei in dat open eindjes nooit af komen en ze gaan allebei akkoord dat het proces zo lang duurt als nodig is.

Een aantal sessies later is de man er ineens klaar mee. De zakelijke punten waren grotendeels afgevinkt en het was wat hem betreft goed zo. Het is niet helder geworden of hij niet meer kon of niet meer wilde. De compagnon had het er maar mee te doen. De ontgoocheling dat de lange samenwerking op deze manier eindigt is zo groot dat ik me af en toe even bij haar meld om te checken hoe het met haar gaat. Gelukkig laat ze zich supporten. Ze heeft ervoor gekozen om alle losse eindjes in haar eentje af te ronden. Het zijn er veel; voor haarzelf, voor de klanten en voor de medewerkers. Maar met de tijd zal zij die allemaal afgevinkt hebben en ik weet vrijwel zeker dat zíj hier sterk uitkomt.
Om  hém maak ik me zorgen. Hij is een beetje ondergedoken en hij voelt zich gekwetst. Hij noemde zichzelf slachtoffer van het gehele gebeuren en ‘iedereen was tegen hem’ op de werkvloer. Ik hoop dat hij helder krijgt wie in zijn ogen dader is van zijn slachtofferschap. En ik houd er rekening mee dat hij vandaag of morgen belt dat ze het niet gered hebben samen. Dat hij er alles aan gedaan heeft om zijn huwelijk te redden, maar dat zijn vrouw er eigenlijk al klaar mee was toen ze zei “Je kunt er maar beter mee stoppen.”